Toespraken 2023

Anneke Schults

Voorzitter HONI

Geachte aanwezigen

Wat fijn om u allen welkom te heten op onze jaarlijkse herdenking.

En na regen komt zonneschijn en dat is ook nu weer uitgekomen.

Voor deze herdenking heeft u om 12 00 uur de klokken van de St.-Janskathedraal horen luiden, vergezeld van meerdere kerken. Wij zijn de heer Swane zeer erkentelijk dat hij er voor gezorgd heeft dat het Bossche klokkenluidersgilde de klokken geluid heeft ter herdenking aan de   capitulatie van Japan en de bevrijding uit de kampen op 15 augustus, vele jaren geleden.

Wij zijn hier allen bij elkaar om stil te staan bij alle slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog .  

Ook de slachtoffers , die gevallen zijn aan Indonesische zijde tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap,  mogen hierbij niet vergeten worden

 Wij denken aan Het land waar onze ouders en voorouders goede en slechte tijden hebben meegemaakt. Onder ons zijn er slechts  nog enkelen die kunnen vertellen uit eigen ervaringen. Het verhaal mag  echter nooit vergeten worden en daarom is het zo belangrijk dat onze jeugd kennis neemt van deze verhalen. Het Indisch zwijgen moet worden doorbroken. De historie mag nooit verloren gaan. Er wordt weleens gesuggereerd dat de jeugd niet zo geinteresseerd is in onze verhalen, maar ik kan u verzekeren het tegendeel is waar. Tijdens de gastlessen die ik op scholen geef hangen zij aan je lippen. Er zijn er altijd bij die een familielid of een kennis hebben die in het voormalig Nederlands Indie gewoond heeft.  Een van de leerlingen die ik op een school ontmoet heb is hier vandaag aanwezig om te vertellen over zijn overgrootvader.

Door de oorlog in Oekraine worden wij weer met de neus op de feiten gedrukt wat een oorlog te -weeg kan brengen. Hoe dankbaar wij moeten zijn dat wij allen hier in vrijheid kunnen leven, zonder angst. Dat wij hier bijeen kunnen zijn met onze familie en vrienden zonder het gevaar te lopen dat er een bom op ons valt. 

Saamhorigheid is ons thema dit jaar . Bij deze herdenking  voelen wij allen de lotsverbondenheid met ons verleden. Een gezamenlijke interesse,  gezamenlijke mooie ervaringen, gezamenlijk verdriet, gezamenlijke teleurstelling . Een gevoel van  herkenning en bij elkaar te horen.

 Dit gevoel leeft nog steeds sterk bij iedereen die daar geleefd heeft, Nederlanders,  Indo’s, Molukkers .Dit saamhorigheidsgevoel heeft velen tijdens moeilijke momenten in Japanse gevangenschap geholpen om te overleven.

Hier in Nederland kennen wij dat saamhorigheidsgevoel ook in een andere vorm.  Als b.v  het Nederlands elftal kampioen wordt. Straten worden versierd, vlaggen opgehangen . Er is dan geen verschil tussen arm en rijk ,hoog of laag iedereen is dan gelijk en in de ban van het nationale saamhorigheidsgevoel.

Dit jaar hebben wij dus een jonge spreker in ons midden Hopelijk stimuleert dit om meerdere jongeren bij deze herdenking te betrekken. Een oproep aan u om volgend jaar uw kinderen en kleinkinderen mee te brengen.

 Omdat dit jaar de Molukse gemeenschap ook in de belangstelling staat vinden wij het een eer dat de heer John Sasabone als gastspreker bij ons wil komen. Hij neemt ons mee in zijn leven en vertelt ons hoe saamhorigheid soms ook beperkingen met zich mee brengt.

Geachte aanwezigen ik wens u een mooie herdenking waarin u misschien iets van uzelf herkent!

Anneke Schults


Richard Ehrencron en kleinzoon Noa

Gastsprekers

Goedemiddag Dames en Heren

Ik ben  Richard Ehrencron en ik sta hier met mijn kleinzoon om iets over mijn vader te vertellen.

Ik ben de zoon van Rinus Ehrencron bijgenaamd Oom Njootje.

In tegenstelling tot het Indisch Zwijgen vertelde hij altijd met trots over zijn diensttijd als marinier in Nederlands Indië, waarin admiraal Helfrich een bijzondere rol speelde.

Hij was een echte Indo en getrouwd met een Indische vrouw. Zij kregen 7 kinderen. 

Mijn vader was geen KNIL militair. Toen de oorlog uitbrak is hij niet krijgsgevangen gemaakt door de Japanners. Samen met zijn gezin is hij door de Engelsen opgevangen en naar een buitenkamp gebracht.

Als buitenkampers wisten zij te overleven ofschoon het op het laatst steeds moeilijker werd.  Zij werden gedoogd maar moesten daar veel voor betalen.

Na de oorlog woonden zij in Jakarta, waar hij samen met een compagnon een klein expeditiebedrijf had. Tot 1955 hadden zij daar een goed bestaan.

Na de onafhankelijkheid van Indonesië, moest hij helaas met zijn gezin naar Nederland vluchten., omdat hij niet koos voor de Indonesische nationaliteit. 

 Omdat zij niet meer veilig waren voor de Indonesiërs , is hij met zijn gezin, vader, moeder en 7 kinderen in 1955   met een troepenschip De Waterman naar Nederland gekomen.

Zoals zovelen waren wij hier niet welkom, wij verhuisden steeds van contractpension naar pension en moesten daar veel voor betalen. Als kind moest ik steeds naar een andere school. Steeds weer opnieuw integreren. Net als je wat gewend was aan een nieuwe omgeving moest je weer weg.

Door mijn huidskleur werd ik vaak extra gepest en uitgescholden voor pinda of poepchinees.  Uiteindelijk zijn wij in Utrecht terecht gekomen.

Omdat mijn vader een gezin had van 7 kinderen moest hij werk zoeken.  Weliswaar lukte het hem om bij Defensie aangenomen te worden, maar wel voor werk onder zijn niveau.

 Hij werd bandensjouwer.

Een groot verschil: Eerst In Indonesië een hoge onderscheiding van de koningin en nu in Nederland een baan als bandensjouwer. Maar er moest tenslotte brood op de plank komen voor zijn gezin.

Ik herinner me hem als en rustige man, maar ook als verhalenverteller. 

Over de Waringing boom, waar je geesten tegen kon komen . Thuis bij ons In de gang hing een groot zwaard met een klein rood puntje.

Met het zwaard was een Japanner gedood en het bloed kleefde nog aan het puntje, vertelde mijn vader dan. Wij waren daar bang voor.  Uiteindelijk heeft hij daarom het zwaard en een aantal krissen aan het Tropenmuseum geschonken.

Na 15 jaar in Nederland is hij helaas slechts 59 jaar geworden.

Ik sta hier nu met mijn kleinzoon en ik vind het heel bijzonder dat hij zo geïnteresseerd is in onze geschiedenis. Hij is heel trots op zijn overgrootvader en hij wil hier nu graag zelf iets over vertellen.

Ik ben Noah Bislimi  en ik ben heel trots op mijn overgrootopa

 Het is Februari 1942. In de haven in Tandjong Priok. (Batavia) zijn ruim 140 marineschepen gestationeerd, van onder andere de Nederlandse marine met het doel in de Javazee een Japanse invasievloot tegen te houden, wat in eerste instantie gelukt is. 

Mijn overgroot opa Marinus Thomas Ehrencron stond daar op de wacht. Op een bepaald moment zag hij een heleboel Japanse vliegtuigen aankomen. Door zijn  optreden heeft hij door het hijsen van de vlag de eerste invasie van de Japanners kunnen voorkomen ,  zodat de Nederlandse vloot waaronder de kruiser Hare Majesteit. De Ruyter niet tot zinken is gebracht. Bij de tweede aanval om half vijf   ‘smiddags heeft hij samen met zijn kornuiten met het afweergeschut de Japanse gevechtsvliegtuigen verdreven.

Aan onze kant zijn geen verliezen geleden.

Helaas bleek de Japanse overmacht te groot en verloor Nederland daarna in de slag in de Javazee, waarbij ook de kruiser Hare Majesteit de Ruyter werd getorpedeerd. Nederland moest zich alsnog overgeven.

Opa Ehrencron was matroos 1e klasse.

 Opa Ehrencron werd na de oorlog op de marinebasis te Jakarta op 7 maart 1949 gedecoreerd en ontving de onderscheiding kruis van verdienste.


Eric Alink

Stadschroniqueur

Letterdans

Als je lang naar het woord saamhorigheid kijkt, gaan de letters voor je ogen dansen. Er ontstaan nieuwe woorden, waarvan enkele aan de geschiedenis van voormalig Nederlands- Indië raken. In het woord saamhorigheid zitten smaragd en hagedis verstopt, maar ook drama, morsigheid en Hiroshima. Is dat toeval? Ik denk van niet. Taal zit vol wetmatigheden en taalt zelden naar toeval. Taal is als spekuk of kek lapis: zij kent gestapelde lagen waarin verborgen wijsheid ligt opgeslagen.

Wel heb ik een vraag. Is saamhorigheid een vertrouwd Indisch of Moluks begrip? Ik grasduinde in de archieven van kranten uit de Oost, met name uit de periode 1942 tot 1956. Het Bataviaasch Handelsblad, De Indische Courant, De Javabode. In die veertien beslissende jaren stond het woord verdeeldheid 1.444 in de Indische kranten, het woord saamhorigheid slechts 329 keer, zelfs inclusief de spelling met dubbel-o die tot 1947 gold.

Toch vind ik saamhorigheid een woord dat past bij de Indische archipel. Haar eilanden zijn nooit eenzaam, omdat ze weten dat ze bij andere horen. Het geldt voor Ambon, Haruku, Saparua, Nusa Laut, maar ook voor Lombok, Sumbawa, Sumba en Flores.
Saamhorigheid tekent zich ook af en in de flora. De 48.000 verschillende soorten planten, bloemen en bomen van Indonesië vormen een wijdvertakte en fijnmazige gemeenschap. Het liefst groeien al die natuurvormen in elkaars nabijheid – de maanorchidee, de waringin, de zoetgeurende melati. Een zeldzaam ecosysteem, zolang het nog bestaat, want wij slopen de aarde.

Verzot

In de fauna van Indonesië zie je eveneens de kracht van verbondenheid. Een dier alleen is in slecht gezelschap, weten de karbauw, de makaak en de rijstvogel. Want overal loert gevaar. In je uppie is het sowieso minder knus. Gelukkig zijn enkel de zeesterren en platwormen in Indonesië veroordeeld tot de saaiheid van voortplanting zonder geslachtsgemeenschap.

En de mens? Evolutionair zijn wij slechts een armlengte verwijderd van de orang-oetan op

Sumatra, die niet zonder de geborgenheid van de groep kan. Dat geldt ook voor ons. Wij zijn

verzot op onderlinge verbondenheid. Want wij weten instinctief dat we in ons eentje

reddeloos verloren zijn.

Al sinds mijn jeugd zie ik hoe mensen wier leven met de Oost is verweven vaak grote

saamhorigheid kennen. Drie taferelen, die dat illustreren.

Ik denk aan de vliegerwedstrijden op het Molukse woonoord Lunetten in Vught, die ik in de

jaren tachtig bezocht. Luchtduels met vlijmscherp vliegertouw, waarmee je dat van de

tegenstander probeerde door te snijden. Feest, muziek, eten, terwijl de vliegers hoger en

hoger vlogen, maar nooit zo hoog als de stem van Jimi Bellmartin, die op 28 mei 2021 in het

ijle zou verdwijnen.

Ik denk ook aan

wereld kwam. Op 31 augustus 1954, de verjaardag van koningin Wilhelmina, zette ze voet

aan Nederlandse wal, samen met dienstplichtig militair Jos, haar man die ze op Java had

ontmoet. Ze kregen een woninkje vlak bij de Hadewychstraat, een straatnaam die in de jaren

vijftig en zestig vooral naar de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van kinderen verwees. Zelf

kreeg Dien er

de lieve mevrouw Veltman, Dien Veltman, die in 1923 in Yogyakarta ter

negen, plus veertien cucu oftewel kleinkinderen en zeventien cici, achterkleinkinderen. Onbetwist was zij het vliegwiel achter saamhorigheid in de familie. In 2017 kwam Dien op De Grevelingen te wonen. Op 7 mei van dit jaar stierf ze, twee maanden voor ze een eeuw oud zou worden. Voortaan is er een tijd voordien en een tijd nadien.

Tot slot denk ik aan Performing Gender – Dancing in Your Shoes, een gezamenlijk dansproject van communities uit acht Europese landen. Theaterfestival Boulevard is er een van. Afgelopen week kwamen ze in Den Bosch samen, om hun gedanste verhalen te tonen. Voor de Bossche bijdrage werkten acht mensen uit de Nederlands-Indische en Molukse gemeenschap anderhalf jaar samen, onder leiding van choreograaf Jija Sohn. Een gezelschap met humor: hun performance heette But First We're Going To Eat. Tegelijkertijd is het een project met grote reikwijdte. In de saamhorigheid van de groep durfden sommige deelnemers voor het eerst dagboeken, ongeopende brieven en verzwegen verhalen van lang geleden met elkaar te delen.

Remedie

Het is saamhorigheid die aan een zonnig land herinnert. Maar waar zon is, is onvermijdelijk ook schaduw. Zo heeft saamhorigheid ook een koele of zelfs donkere kant. Want zij kan in behoedzaamheid omslaan, zelf in achterdocht jegens dat wat minder vertrouwd of onbekend is. In het allerslechtste geval leidt saamhorigheid tot onvrijheid of zelfs uitsluiting. In gemeenschappen die die zich verbonden weten in hun cultuur ligt dat risico steevast op de loer. Volgens mij is er maar één remedie om hun saamhorigheid te behouden. En dat is

– paradoxaal genoeg – het delen van hun cultuur met de wereld buiten de eigen gemeenschap.

Dat begint met openheid. Lang volgden de eerste en tweede generatie de overtuiging dat zwijgen de moeder van alle wijsheid is. Velen leefden met gesloten lippen, uit verzet tegen de herinnering aan hun opengevallen mond toen ze ooggetuigen van gruwelen waren. Hun stugge zwijgen zagen zij als loyaliteit aan de gemeenschap. Of het verlichting bracht, is de vraag. Angst en offers gaan immers vaak samen.

Ruim een eeuw geleden schreef Louis Couperus zijn Indische roman Van oude mensen de dingen die voorbijgaan, over saamhorigheid waarachter verhalen zijn weggemoffeld. Het is een schitterende, maar ook beklemmende roman over geheimen, verdrongen herinneringen en kapotgebeten lippen. Eén geruststelling: tot 'de dingen die voorbijgaan' behoort het idee dat zwijgen over angst en verdriet zinvol zou zijn. Want saamhorigheid en verhulling vormen een slecht huwelijk. Volgens mij gaat het juist om het uitspreken van de verstopte verhalen en het hardop durven stellen van vragen. Ook de ongemakkelijke.

Zoals?

De vraag wat het aandeel van onze voorouders aan het Nederlandse kolonialisme is geweest, de tijd waar de chaotische Bersiap haast onvermijdelijk op volgde.

De vraag of één Westerling meer leed kan veroorzaken dan duizend westerlingen. De vraag of Nederland wel zo gastvrij was en is als het zich graag voordoet.

De vraag wat het betekent dat Japan onze bondgenoot is in de strijd tegen het expansieve China.

De vraag of we dulden dat elke nieuwe generatie een nieuwe bergtop is die een ander zicht op de geschiedenis kan bieden.

Taal taalt zelden naar toeval, zei ik in het begin. In dat besef kan het vast geen toeval zijn dat in het woord herdenking het woord kinderen zit. Zij zijn de dragers van de herinnering, in saamhorigheid die past bij hun nieuwe wereld, dromen en tijd.

___

© Eric Alink, journalist, schrijver en stadschroniqueur uitgesproken op 15 augustus 2023 bij de HONI-herdenking in ’s-Hertogenbosch, die in het teken van 'Saamhorigheid' stond.


John Sasabone

Gastspreker

Semarang, 18 mei 1951:

Ik ben 8 jaar oud. Mijn vader, die KNIL-militair is, komt thuis met het dienstbevel, in opdracht van de Nederlands regering: Vanmiddag inschepen met het gezin op het schip GOYA om naar Holland te vertrekken. Wij wachten al enige tijd op dit dienstbevel en de koffers staan al klaar. Ook de houten KNIL kist met zijn legernummer en de militaire uniformen gaan mee.

De Molukkers vochten in het KNIL leger voor de Nederlanders, hen is een vrij Molukken beloofd. Door deze belofte hebben de meeste Molukse KNIL-militairen ingestemd om tijdelijk naar Nederland te gaan. Ondertussen had Nederland een groot gedeelte van haar kolonie Nederlands-Indië overgedragen, inclusief het grondgebied van de Molukken. 

Het verblijf in Holland zou voor 6 maanden zijn, maar is uiteindelijk voor onbepaalde tijd gebleken.

15 augustus 2023:

Mijn naam is John Sasabone, zoon van KNIL-militair Demianus en zijn vrouw Poppie, 2e generatie Molukkers in Nederland, opgegroeid in Kamp Vught. Anneke Schults heeft mij gevraagd om mijn persoonlijke verhaal als Molukker in Nederland te vertellen op deze Herdenkingsdag, die in het teken staat van Saamhorigheid. 

Molukkers zijn de inlandse bewoners van de Molukken, afkomstig van de Alfoeren,  de bewoners van het moedereiland van de Molukken, Ceram. 

Saamhorigheid is de basis van de Molukkers, ook in Nederland: Lain Sayang Lain is heel belangrijk voor ons. Het betekent zoiets als: We zijn er voor elkaar en kijken naar elkaar om.

Terug naar Semarang 18 mei 1951:

We schepen in op de Goya, 1 van de 11 schepen die KNIL-militairen en hun gezinnen in 1951, op dienstbevel naar Holland brengt. 1 schip vaart nog een 2e keer uit om de laatste Molukkers naar Holland te brengen.  Op de Goya zijn 875   personen officieel geregistreerd. Daarnaast zijn er nog een onbekend aantal verstekelingen. Aan boord is er weinig ruimte, de vrouwen en kinderen blijven vooral benedendeks. De mannen verblijven bovendeks en hebben het altijd koud. Wat staat ons te wachten in dat koude Kikkerland? Gelukkig is het maar voor een half jaar….

Holland, vanaf juni 1951

Na 4 weken komen we aan op de Loydkade in Rotterdam. Op de kade zien we vrouwen staan, en ik zeg tegen mijn vriendje Simon: Kijk dan Simon, die vrouwen zijn aan de achterkant van hun benen geopereerd! Achteraf blijken dat de nylons te zijn van destijds, die hadden vroeger een streep.

Na aankomst gaan we eerst naar Amersfoort om onderzocht te worden op ziektes. Daarna vertrekken wij naar Vught, om te verblijven in de barakken van het voormalige concentratiekamp Vught. Deze barakken zijn gebruikt gedurende de 2e wereldoorlog.

In kamp Vught wonen we in eerste instantie in 1 kamer voor het hele gezin met vijf kinderen. Mijn vader wordt, zoals ook alle andere KNIL-militairen op staande voet ontslagen uit het leger. Hij mag niet werken en wij krijgen eten uit de gaarkeuken.  Wij zijn - als inlanders van voormalig Nederlands-Indië- stateloos. Het verblijf blijkt niet voor een half jaar te zijn, maar voor altijd! Een verschrikkelijke situatie, vooral voor de volwassenen. Kinderen passen zich vaak snel aan en maakten er het beste van.  Op bijna 1 km2 met 3.500 mensen..... Een vrij Molukken is er niet gekomen.

Het principe van Lain Sayang Lain sleept ons als gemeenschap er doorheen, ondanks de ontberingen van de zeer slechte omstandigheden en soms barre kou. Saamhorigheid redt ons, ondanks de verschillende opvattingen die er zijn over onderwerpen zoals religie en vrijheidsstrijd. De barakken bestaan tot eind jaren 80. Er worden woningen gebouwd in de stijl van de barakken. De Molukkers noemen het nog steeds kamp Vught of “kampong Lunetten”.

Vught, vanaf 1959

Ik ben 15 jaar oud en mijn droom is om na de Mulo naar de academie voor Beeldende Kunsten te gaan. Maar hoe kan ik studeren in een situatie waarin wij met zoveel mensen, zo klein wonen en je alles door de muren kunt horen? Via een kerkelijke organisatie heb ik de kans om te gaan wonen in Rotterdam bij een kinderloos echtpaar, oom Joop en tante An.

Het besluit om in Rotterdam te gaan wonen, werd mij niet in dank afgenomen. Mijn vader was er het niet mee eens, gelukkig heeft hij later ingezien dat dit voor mijn toekomst een goed besluit was.  Als ik soms in het weekend naar kamp Vught kom, merk ik dat mijn vrienden het maar raar vinden en mij niet begrijpen.

Ik heb een gezin gesticht en later ben ik opnieuw getrouwd. Heb 10 jaar gewerkt in de commerciële sector als ontwerper/reclame fotograaf, daarna de fotovakschool nog gevolgd en was 40 jaar zelfstandig fotograaf. 

Mijn leven geef ik een dikke 8,5. Ben al vele malen naar de Molukken gereisd, waardoor ik de cultuur nog beter heb leren kennen. Ondanks mijn vertrek naar Rotterdam op jeugdige leeftijd, ben ik die saamhorigheid blijven voelen. Het delen van vreugde en verdriet. Molukkers reizen door heel Nederland om aanwezig te zijn bij overlijden, trouwen of andere levensgebeurtenissen.

Het kan ook anders en heb bewondering voor vrienden die in Kamp Vught zijn gebleven en hun studie hebben afgerond. Zij gingen overdag naar school, sliepen tot 10 uur ‘s avonds en gaan daarna pas studeren. Voor mij was dat geen optie.

Mijn ouders hadden een goed leven in Nederlands-Indië en hebben in Holland veel ontberingen moeten doorstaan. Met als gevolg trauma's die soms van generatie op generatie overgaan. 

Voor mij persoonlijk geldt dat ik geprobeerd heb, het beste uit het leven te halen, en mijn ouders zeer dankbaar ben. Zij zijn de basis van mijn bestaan. Ik ben zeer trots op ons Molukse cultuur waarin iedereen voor elkaar klaar staat.

Lain Sayang lain.